Tekst / tekeningen : Vincent Perriot
Daedalus, 208 blz., HC : 34,95 euro Indrukwekkend SF-epos à la Moebius Jarri Tchapalt is een herder in de desolate woestijn van Ty. Zijn kudde bestaat echter niet uit kamelen of schapen. Nee, hij heeft de leiding over ruim honderd chasmosauriërs (wie niet vertrouwd is met dino’s, moet dit woord maar eens googelen). De woestijn ligt vol metalen pijpleidingen. De leidingen droogden alle gronden uit door het weinige water op te zuigen. Jarri heeft een aantal bijzondere talenten. Zo kan hij met dinosaurussen praten en is hij een meester in het gooien met lasso’s. Op een dag wordt zijn kudde volledig uitgemoord door een op hol geslagen weertruck. Jarri is razend en wil zich wreken op de smeerlap die aan het hoofd staat van allerlei klimatologische experimenten in zijn wereld. Daarvoor zal hij wel voor het eerst in zijn leven naar de ‘stad’ moeten. Dat lijkt misschien niet zo’n moeilijke opgave. Alleen bevindt de stad zich omgekeerd aan de hemel. Tijdens zijn trektocht naar de stad ontmoet hij Grote Kam en zijn dochter Koriënze. Zij willen ook rebelleren tegen de centrale netwerktoren van de stad. Ze zullen dus moeten vliegen om naar het stadsgedeelte te geraken. Wat heb ik genoten van deze turf van ruim tweehonderd bladzijden. Dit album straalt een en al nostalgie uit. Een soort terugkeer naar de hoogdagen van grootmeester Moebius aka Jean Giraud. Tekenaar en scenarist Vincent Perriot was voor mij een nobele onbekende. Hij heeft me met dit album aangenaam verrast. Zijn stijl doet wel heel erg denken aan Moebius’ albums rond De Wereld van Edena. De postapocalyptische wereld van Perriot oogt origineel door de combinatie tussen de omgekeerde stad en openheid van de woestijn bevolkt door dinosaurussen. Moebius meets Léo. Dit gevoel had ik de hele tijd. Deze stripmakers behoren tot mijn favorieten. Dus mij hoor je niet klagen. Er zit veel variatie in de decors en kostuums. De grote overzichtstekeningen (blz. 74 – 75 doet zowaar aan de sublieme klassieker Duistere Steden van Schuiten en Peeters denken) dompelen je als lezer onmiddellijk onder in het verhaal. De afwisseling tussen de scènes in de woestijn en de scènes in de drukke stad is mooi in evenwicht. Hier en daar keek ik mijn ogen uit: neem er blz. 88 tot en met 90 en blz. 192 – 193 eens bij. De manier waarop Perriot hier tientallen mini-portretjes met allemaal verschillende personages in beeld brengt is wel heel erg knap. Als lezer overbluft worden door een creatieve bladspiegel. Dat overkomt me niet elke dag. Een zalig gevoel. Is er dan niets wat beter had gekund? Toch wel. In het verhaal zitten hier en wat toevalligheden en bepaalde thema’s hadden best wat meer uitgediept mogen worden. Zo komen we weinig te weten over de herkomst van Jarri’s talent om met dino’s te communiceren. Ook de achterliggende redenen van de grote rebellie hadden best wat meer aan bod mogen komen. Het verhaal dendert eigenlijk te snel naar zijn einde van zodra de pterodactylussen (op blz. 132) opduiken. Dat is toch opmerkelijk voor een strip van ruim tweehonderd bladzijden. Misschien was het beter om het verhaal over twee delen te spreiden en zo alles te vertellen wat er te vertellen valt. Hier zat nog veel meer lekkers in. Maar misschien ben ik nu wat te gulzig. Voor mij een van de grootste verrassingen van het voorbije stripjaar 2020.
0 Comments
Leave a Reply. |
Archives
April 2024
|