Tekst / tekeningen : Vincent Perriot
Daedalus, 208 blz., HC : 34,95 euro Indrukwekkend SF-epos à la Moebius Jarri Tchapalt is een herder in de desolate woestijn van Ty. Zijn kudde bestaat echter niet uit kamelen of schapen. Nee, hij heeft de leiding over ruim honderd chasmosauriërs (wie niet vertrouwd is met dino’s, moet dit woord maar eens googelen). De woestijn ligt vol metalen pijpleidingen. De leidingen droogden alle gronden uit door het weinige water op te zuigen. Jarri heeft een aantal bijzondere talenten. Zo kan hij met dinosaurussen praten en is hij een meester in het gooien met lasso’s. Op een dag wordt zijn kudde volledig uitgemoord door een op hol geslagen weertruck. Jarri is razend en wil zich wreken op de smeerlap die aan het hoofd staat van allerlei klimatologische experimenten in zijn wereld. Daarvoor zal hij wel voor het eerst in zijn leven naar de ‘stad’ moeten. Dat lijkt misschien niet zo’n moeilijke opgave. Alleen bevindt de stad zich omgekeerd aan de hemel. Tijdens zijn trektocht naar de stad ontmoet hij Grote Kam en zijn dochter Koriënze. Zij willen ook rebelleren tegen de centrale netwerktoren van de stad. Ze zullen dus moeten vliegen om naar het stadsgedeelte te geraken. Wat heb ik genoten van deze turf van ruim tweehonderd bladzijden. Dit album straalt een en al nostalgie uit. Een soort terugkeer naar de hoogdagen van grootmeester Moebius aka Jean Giraud. Tekenaar en scenarist Vincent Perriot was voor mij een nobele onbekende. Hij heeft me met dit album aangenaam verrast. Zijn stijl doet wel heel erg denken aan Moebius’ albums rond De Wereld van Edena. De postapocalyptische wereld van Perriot oogt origineel door de combinatie tussen de omgekeerde stad en openheid van de woestijn bevolkt door dinosaurussen. Moebius meets Léo. Dit gevoel had ik de hele tijd. Deze stripmakers behoren tot mijn favorieten. Dus mij hoor je niet klagen. Er zit veel variatie in de decors en kostuums. De grote overzichtstekeningen (blz. 74 – 75 doet zowaar aan de sublieme klassieker Duistere Steden van Schuiten en Peeters denken) dompelen je als lezer onmiddellijk onder in het verhaal. De afwisseling tussen de scènes in de woestijn en de scènes in de drukke stad is mooi in evenwicht. Hier en daar keek ik mijn ogen uit: neem er blz. 88 tot en met 90 en blz. 192 – 193 eens bij. De manier waarop Perriot hier tientallen mini-portretjes met allemaal verschillende personages in beeld brengt is wel heel erg knap. Als lezer overbluft worden door een creatieve bladspiegel. Dat overkomt me niet elke dag. Een zalig gevoel. Is er dan niets wat beter had gekund? Toch wel. In het verhaal zitten hier en wat toevalligheden en bepaalde thema’s hadden best wat meer uitgediept mogen worden. Zo komen we weinig te weten over de herkomst van Jarri’s talent om met dino’s te communiceren. Ook de achterliggende redenen van de grote rebellie hadden best wat meer aan bod mogen komen. Het verhaal dendert eigenlijk te snel naar zijn einde van zodra de pterodactylussen (op blz. 132) opduiken. Dat is toch opmerkelijk voor een strip van ruim tweehonderd bladzijden. Misschien was het beter om het verhaal over twee delen te spreiden en zo alles te vertellen wat er te vertellen valt. Hier zat nog veel meer lekkers in. Maar misschien ben ik nu wat te gulzig. Voor mij een van de grootste verrassingen van het voorbije stripjaar 2020.
0 Comments
Tekst / tekeningen : Istin / Laci
Daedalus, 56 blz., HC + SC De dood neemt en geeft niets terug Magiër Altherat werkt aan het hof van de egocentrische en bloeddorstige koning Goddrik. Hij is heerser over één van de vier clans waarin het koninkrijk Yrlanië uiteen is gevallen. Goddrik is meedogenloos. Hij dient zijn volk niet. Hij onderwerpt zijn onderdanen met harde hand. Altherat voelt zich geen magiër maar een soort slaaf in koninklijke dienst. Hij beschikt wel over de gave om doden weer tot leven te wekken. Deze kunst kan heel gevaarlijk zijn als ze in de verkeerde handen terechtkomt. Het enige lichtpuntje is het leven van magiër Altherat is zijn geliefde Aryann. Hij is erin geslaagd om ze opnieuw tot leven te wekken na haar zelfmoord. Zijn kennis van de zogeheten necromagie kwam hier dus wel goed te pas. Tijdens een weelderig banket slaat het noodlot toe. Eén van de gasten is koning Erik. Samen met zijn persoonlijke magiër wordt hij vergiftigd en overlijdt. Het gif dat gebruikt werd is het persoonlijke gif van Altherat. Alle sporen leiden dus naar hem als hoofdverdachte van de dubbele moord. Maar is dat wel echt zo? Tijd voor een onafhankelijke broeder om op onderzoek te gaan… Wat heb ik genoten van dit voorlaatste deel uit deze reeks. Veruit het beste album tot nu toe. En dat ligt zowel aan het tekenwerk van Laci als het scenario van Istin. Boeiend van begin tot eind en wat kan die Laci tekenen!? Vooral de paginagrote afbeelding waar magiër Altherat zijn geliefde dood terugvindt, is heel erg knap. De digitale inkleuring heeft me helemaal niet gestoord. Integendeel. En wat meer is, het slot is verrassend en kondigt een ‘crossover’ aan tussen de verschillende reeksen van de Werelden van Arran. Een crossover waarbij de magiërs wel eens een heel erg belangrijke rol zouden kunnen spelen. In het Frans is het vierde en meteen ook laatste album van Magiërs al verschenen. Laat maar komen! Tekst / tekeningen : Corbeyran / Vukic
Daedalus, 64 blz., HC + SC De handen in elkaar slaan is altijd een goed idee ‘De Rots’ is een piepklein verlaten eilandje vlakbij de kustlijn. Er leeft slechts één man: Haarn’Al. Hij is de eerste Halfelf, de legendarische hybride, de oorsprong van de hele stam der Halfelfen. Elke dag ontvangt Haarn’Al tientallen bezoekers op ‘zijn’ rots. Ze zoeken er noch bekering noch wijze raad. Ze willen uit zijn handen enkel de kracht ontvangen om alle vormen van kwaad te vernietigen. In dit album (dat eigenlijk het vervolg is van album 19) wordt het verleden van de twee hoofdpersonages, zus Tei-Nooh en broer Orunt’Hal, verder uitgediept. Tei-Nooh kreeg de opdracht om Haarn’Al jaren na zijn vlucht van ‘De Rots’ te gaan opsporen. Hij moet teruggebracht worden naar de streek waar voor de stam der Halfelfen alles begonnen is. Tussen deze intrige door lezen we hoe hard de kinder- en jeugd van broer en zus waren. Tei-Nooh werd veelvuldig geslagen door haar vader, kreeg nadien een opleiding tot hondenvechtster en beroepschermster. Broer Orunt’Hal van zijn kant werd opgevoed door een strenge orde van krijgsmonniken. Nadat hij verliefd werd en enkele monniken had vermoord, sukkelde ook hij in de marginaliteit. Hij vecht voor zijn kost en komt op een dag oog in oog te staan met zijn eigen zus. Als de stam der Halfelfen wil overleven, moet er dringend gezocht worden naar meer Halfelfen. Tei-Nooh krijgt van een ontsnapte gevangene te horen dat er nog Halfelfen opgesloten zitten in de stevig ommuurde strafkolonie van Komoorth. Daar moet het trio dus zo snel mogelijk naartoe. Lang niet elk nieuw album uit Elfen is even sterk. Het tekenwerk ontgoochelt zelden. Het ligt meestal aan het verhaal wanneer ik een bepaald album als ‘minder’ quoteer. In dit geval konden beide me bekoren. Zonder al te veel voorkennis kan je als lezer de verhaallijn prima volgen. Dat is in veel albums al anders geweest. Akkoord, er zijn ook nu voetnoten die naar vroegere albums van Elfen of Dwergen verwijzen. Maar je hoeft die albums niet per sé gelezen te hebben. Wat me vooral boeide was de tijd die scenarist Corbeyran hier neemt om heel bewust in het verleden te graven van de twee hoofdpersonen. Zo krijgt het verhaal toch net dat tikkeltje meer diepgang en is het niet enkel en alleen een opeenvolging van bloederige gevechtsscènes. Tekenaar Vukic is een drukgesolliciteerde tekenaar binnen de reeksen van De Werelden van Arran. Dat zal wel geen toeval zijn want zijn pagina’s zijn heel knap. Zowel bij het tekenen van decors als personages gaat hij heel gedetailleerd te werk. Zonder tekst komt hij bijzonder filmisch uit de hoek. Mooiste voorbeeld hiervan vind je op bladzijde 52 – 53: een gewelddadige dubbelpagina met een creatieve bladspiegel. Tekst / tekeningen : Kraehn / Millien
Daedalus, 56 blz., SC + HC Complex weerzien met oude bekende(n) Hoofdpersoon Gil St-André is nog altijd samen met de steenrijke, blonde Diane. Diane raakt in de vorige cyclus van de reeks haar hele familie kwijt. De relatie van Gil en Diane zit in een dip. Veel gekibbel en weinig wederzijds begrip. Philippe alias Phil is een rijke trader en ook de jeugdliefde van Diane. Hij wil niets liever dan Diane ontfutselen van Gil. Daarom zendt hij een knappe verleidster op het pad van Gil en laat hij verborgen camera’s installeren in haar hotelkamer. Zo hoopt Phil bewijsmateriaal te verzamelen van mogelijke ontrouw van Gil. Wanneer ook nog Sabine, het dochtertje van Gil, ontvoerd wordt, kan de actie helemaal losbarsten. Even leek het erop dat het bij 11 vertaalde albums zou blijven. Maar dan is er nu toch de (wat mij betreft) langverwachte vertaling van het twaalfde album. In het Frans verscheen dit jaar zelfs al album dertien. Het is zes jaar geleden dat we in het Nederlands nog van een album konden genieten van Gil St.-André. Scenarist Kraehn zorgde tot het vorige album voor zowel het realistische tekenwerk als de scenario’s van de derde cyclus. Vanaf de nieuwe vierde cyclus beperkt hij zich enkel nog tot het verhaal en geeft hij het potlood over aan Chrys Millien waarmee hij ook drie albums van het onlangs afgevoerde De Vliegenier maakte. Dat is zeker geen slechte keuze. Millien tekent toch iets minder strak en stijfjes als Kraehn. Over het tekenwerk kan ik alleen maar in superlatieven spreken. De manier waarop Millien de Notre-Dame (blz. 12) en de chique hotellobby (blz. 3) in beeld brengt, is echt heel erg knap. Ik stoorde me wel wat aan de opvallend ingescande stripcovers (Kuifje in Tibet) en uitvergrote voetbalstickers van Panini als posters aan de muur. Alleen al het feit dat het zo opvalt binnen het realistische tekenwerk is het bewijs dat dit beter had gekund. Het scenario van Kraehn zit vol verwijzingen naar vorige albums uit vorige cycli. Er duiken ook voortdurend personages uit het verleden op (zoals de Noord-Afrikaanse Djida en jeugdvriend van Gil met extreemrechtse sympathieën Hubert). Dat maakt het allemaal erg complex om volgen. Ik had beter de albums van de vorige cyclus herlezen voor ik mijn tanden zetten in dit nieuwe album. Trouwe lezers zullen dit album sowieso kopen maar als nieuwbakken lezer instappen met dit album? Nee, daar win je geen nieuw publiek mee, vrees ik. Tekst / tekeningen : Di Giorgio / Mormile
Daedalus, 48 blz., SC : 8,95 euro Expeditie naar een mysterieus eiland De bloedmooie Reiko is dolverliefd op Tadamochi. De ochtend na hun eerste vrijpartijtje ligt Tadamochi dood in bed. Hij is volledig bedekt met wratten en puiten en enkele kabbalistische tekens. Diezelfde verschijnselen traden ook op bij enkele expeditieleden na een bezoek aan de Zwarte Stad op een geheimzinnig eiland dat op geen enkele kaart staat… Reiko wordt onder druk gezet om met enkele overlevenden van de expeditie af te reizen naar het eiland om het mysterie te ontrafelen. Deze spinoff blijft mij bekoren. Het tekenwerk blijft op het niveau dat we inmiddels de voorbije vijf jaar van de Italiaanse stripmaakster Cristina Mormile gewend zijn. Het tekenplezier is op elke pagina te zien. De decors en sensuele passages liggen haar even goed als bloederige gevechtsscènes. Heel knap! De verhalen lezen vlot. Samoeraï Legenden heeft alle ingrediënten die een geslaagde spinoff moet hebben. Met het verschijnen van dit 6de album is de vertaalachterstand van deze reeks nu ook helemaal weggewerkt. Tekst / tekeningen : Di Giorgio / Mormile
Daedalus, 48 blz., SC : 8,95 euro Actie, actie… en blote borsten Masayo zint nog altijd op wraak nadat haar zussen vermoord werden. Ze is van plan om de vreselijke en machtige god Ogetsuhime op te roepen. Maar wat hem vertegenwoordigde is in negen puzzelstukken gebroken en door een explosie verspreid geraakt. Alle puzzelstukjes moeten dus bij elkaar worden gezocht om de reïncarnatie compleet te maken. Masayo denkt dat het ergste achter de rug is wanneer ze hoofdpersoon Takeo met succes in een hinderlaag heeft laten lopen. Maar in haar eigen kamp krijgt ze af te rekenen met een onverwacht verraad. We vernemen als lezer ook dat Sayuri, de geliefde van Takeo, nog altijd leeft. Het is nu overduidelijk dat Takeo in het volgende deel (dat in het Frans al verschenen is) naar haar op zoek zal gaan. Stripmaakster Cristina Mormile nam het potlood van bedenker Génêt over sinds 2015. Die overstap heb ik me zeker niet beklaagd. Mormile is een meesteres in het tekenen van flitsende gevechten en pagina’s waar de actie van afspat. Mijn kritiek op het vorige album was al dat je er wel héél snel doorheen bent. Dat moete ik jammer genoeg ook nu herhalen. Te veel toevalligheden voeren het verhaal naar een einde. Het gevecht tussen Takeo en de veelogige en veelpotige demon straalt ook niet meteen de epiek uit die ik ervan had verwacht. Het extra verhaallijntje over de oude liefde van Takeo lijkt er wel wat bijgesleurd door scenarist Di Giorgio om toch wat meer ‘body’ aan het geheel te geven. Dit tweeluik voelt daardoor aan als een te snel afgehaspeld verhaal. Maar tegelijk suggereert het toch ook de start van het vervolg in album 14. Hopelijk zal dat qua verhaal wat meer om het lijf hebben. Tekst / tekeningen : Legendre / Cambré
Standaard Uitgeverij, 48 blz., SC: 7,99 euro Rampen veroorzaken om de mensheid wakker te schudden Een telegeleide truck doet de Antwerpse tunnel onder de Schelde ontploffen. Hele wijken komen blank te staan. Zwermen drones sproeien herbicides en vernietigen zo hectaren vol graan. Op hol geslagen windturbines veroorzaken verwoestende tyfoons… Zo ontstaan er onlusten en talrijke wraakacties. Het brein achter al deze acties blijkt Almani Nkrumah te zijn, een oude kennis van professor Barabas. Wanneer een zoveelste klimaattop op niets uitdraait, slaan de stoppen bij Nkrumah door. Hij beschouwt de opwarming van de aarde als de grootste uitdaging van de mens. Hij besluit dan maar om uit pure frustratie aanslagen te plegen met onbemande voertuigen. Hij wil de mensen laten voelen tot welke catastrofes de stijging van de zeespiegel en opwarming van de aarde kan leiden. Een heel actueel en spannend verhaal zoals ik ze het liefst heb in deze reeks. Gewoon een afgerond verhaal in één keer, geen nodeloos gerek en getrek. Geen nodeloos spreiden over meerdere albums. Dus chapeau voor scenarist Legendre en ook nu weer alle lof voor het tekenwerk van Cambré. Helikopters, vrachtwagens, boten, windmolens, onweer, flatgebouwen, overstromingen, ontploffingen… het tekenplezier spat van de pagina’s. Heerlijk om te zien! Inkleurders worden vaak over het hoofd gezien bij besprekingen. Bij deze geef ik ook een dikverdiende pluim aan Shirow Di Rosso. Zijn digitale inkleuring verhoogt het leesplezier. Ik heb het gevoel dat De Kronieken van Amoras op deze manier nog heel wat mooie albums kunnen opleveren. Ik ben ondertussen een grotere fan van deze reeks geworden dan van de oorspronkelijke reeks Amoras. Tekst / tekeningen : Servais
Dupuis, Collectie Vrije Vlucht, 80 blz., HC : 20,95 euro Mens en wolf: een ideale combinatie? Natuurliefhebber Servais kan zich in zijn nieuwste album weer helemaal laten gaan. Hij keert heel graag terug naar de basis van het leven, de natuur. Verteller van dienst is Loba. Als een soort van sjamaan leeft ze in volledige eenzaamheid en doet niets liever dan in het bos te speuren naar restanten van skeletten. Ze vertelt over de relatie van de mens en de wolf doorheen de hele geschiedenis. Als lezer volg je deze reis met twee verliefde zielen, Amber en Louis. We zien ze opduiken in de prehistorie en volgen hen tot in de 20ste eeuw. Op het moment dat de homo sapiens de eerste wolf begint te temmen, maakt het verhaal een ommezwaai. We worden als lezer geconfronteerd met hoe de mens in de volgende millennia steeds verder kwam te staan van ‘moedertje natuur’ De personages worden ouder naarmate de eeuwen voorbijgaan. Amber en Louis leven in elk tijdvak met veel respect voor de natuur en hun omgeving. Daarnaast is er ook nog Charles. Hij heeft alleen maar met oog voor technologische vooruitgang en ontwikkeling. Grafisch is Servais weer in heel goede doen. De sfeervolle inkleuring is als vanouds van Guy Raives. Je verwacht van Servais vooral heel veel fauna en flora. Toch heeft hij zich voor dit verhaal ook willens nillens moeten onderdompelen in de sfeer van de industriële revolutie met blinkend staal en ronkende stoomtreinen (blz. 42 – 50), de vliegtuigen van WO I (blz. 52 – 53), de tanks tijdens de Tweede Wereldoorlog (blz. 55), de kernbom op Hiroshima (blz. 56), de opstart van het Marshallplan (blz. 59) en de verovering van de ruimte door de mens (blz. 63). Het verhaal verraste me dus toch wel. Tijdens de eerste helft van het album focust Servais op de relatie tussen mens en wolf. In een vroeger tweeluik Lova (uit 1992 – 1993) bewees Servais al zijn passie voor wolven. Het is echt wel duidelijk dat hij heel, heel erg graag wolven tekent. In de tweede helft van De wolf zei me wordt vooral op de mens ingezoomd en dan meer specifiek zijn evolutie van vroeger tot nu. Een soort historisch overzicht van hoe de opkomst van de mens voor de ondergang van de natuur heeft gezorgd. Benieuwd hoe Servais in het volgende album alles aan elkaar zal afronden. Een mooi getekend maar toch (voor de helft van het album) een atypische Servais. Tekst / tekeningen : Zidrou / Frank Pé
Dupuis, 156 blz., HC : 29,95 euro Mager scenario met magnifieke tekeningen De Marsupilami wordt in Palombië gevangen door de indianenstam van de Chahuta’s en verkocht aan handelaars in exotische diersoorten. Zo wordt hij verscheept naar de haven van Antwerpen. Hij slaagt erin te ontsnappen en zo komt hij in de buitenwijken van Brussel terecht. Het is François alias Franz, een jonge dierenliefhebber, die zich om de Marsupilami zal bekommeren. Voor de jongen die fel gepest wordt op school is de ontmoeting met de Marsupilami ook een echte zegen. Wat volgt is een bij momenten best donker en grimmig verhaal qua sfeer maar gelukkig voel je de vriendschap tussen het ‘beest’ en de jongen altijd wel ergens doorsijpelen. Scenarist Zidrou en tekenaar Frank Pé brengen hulde aan deze beroemde creatie van André Franquin. Tegelijk leveren ze ook kritiek op de illegale trafiek van dieren en de mishandelingen die hiermee samengaan. Dat het album een en al nostalgie moest uitstralen is vanaf de allereerste pagina al duidelijk. De makers situeren hun verhaal niet toevallig in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Zo sluit dit verhaal heel dicht aan bij het jaar 1952, het jaar waarin Franquin het diertje ooit heeft bedacht. Het is ook een unieke kans om onze hoofdstad te tonen zoals hij er toen na de Tweede Wereldoorlog heeft uitgezien. De makers zorgen voor de meerwaardezoeker ook voor enkele gesmaakte cameo’s van stripmakers uit de ‘franco-belgische’ school als Franquin zelf, Delporte, Jijé en Tillieux. Tekenaar Frank Pé kan nog eens alle registers opentrekken. Hij voelt zich vooral illustrator en dat merk je ook hier. Scènes die striptekenaars-pur-sang op twee pagina’s zouden verdelen, worden hier uitgesmeerd over twintig pagina’s. Mij hoor je niet klagen want wat kan die Frank Pé tekenen. Ongelooflijk! Die elegantie, die zwierigheid. Wat een sfeer kan hij oproepen met zijn tekeningen. De tekeningen spreken écht voor zich want veel tekst is er veelal niet te lezen. Als er één album dit jaar verschenen is dat je na een eerste lezing onmiddellijk weer doet herbeginnen is het dit wel. Sommige pagina’s heb ik achteraf minutenlang zitten bekijken. Dat gebeurt mij niet al te vaak. Frank Pé is ook heel creatief met zijn pagina-opbouw. Paginagrote tekeningen wisselen af met een klassiekere opbouw. Top! Niets dan lof dus op dat vlak. Het scenario mist wel wat vaart en diepgang. Er gebeurt eigenlijk niet echt veel in een album van ruim 150 bladzijden. Scenariogewijs mocht het dus best wat meer zijn. Maar het sublieme tekenwerk verdoezelt dit euvel. De afwerking van het album moet zeker ook vermeld worden. Heerlijk dik retropapier, een kaft met een titel in reliëf. Het oogt allemaal heel verzorgd en bijzonder uitnodigend om vast te pakken in de boekenwinkel. Het tweede afsluitende deel zou naar het schijnt nog dikker zijn en binnen een jaar ook al in de rekken liggen. Tekst / tekeningen : David B. / Alberto Giorgini
Casterman, 48 blz., SC : 8,50 euro Waarom nog een tweede poging? Alex en zijn eeuwige metgezel Enak vragen Eunones, de koning van de Sarmaten, om hulp. De Romeinse keizer is verwikkeld in een hevige strijd met de Daciërs en de Parthen. Eunones kan slechts een handjevol gezanten kan missen. Ondertussen is er ook liefde in het spel want Amage, een Sarmatische krijgster, is stapelgek op Alex. Er is ook nog plaats voor een oude bekende. De reuzin Niemand leerde Alex al kennen in album 36. Ze is opnieuw van de partij. Deze keer kidnapt ze Alex om te helpen met zoeken naar een enorm paard dat haar gewicht zou kunnen dragen… Twee jaar geleden maakte de tandem Giorgini-David B. al een album in deze klassieke historische reeks. Ik herinner me dat ik er niet meteen wild van was. Noch het verhaal noch het tekenwerk konden me toen bekoren. Spijtig genoeg is mijn mening na het lezen van hun tweede ‘Alex’-album niet veranderd. Alex is altijd een reeks geweest die houterig en stijfjes overkomt. Een reeks waar vloeiende actie ver te zoeken is. Maar de personages zijn normaalgesproken anatomisch wel goed getekend en er is sowieso oog voor heel veel details. Dat kan je helemaal niet zeggen van de stijl van Alberto Giorgini. Het lijkt wel alsof hij alleen maar lelijke verwrongen gezichten kan tekenen. Man man wat viel het tekenwerk tegen. Ook het geflipte scenario van David B. past totaal niet in het concept van deze reeks. Alle esthetiek en alle vertrouwde elementen lijken overboord te zijn gegooid. Wat heeft de makers bezield om na hun povere poging in 2018 nu opnieuw een album te maken? Dit album staat heel ver van het hoge niveau van de klassieke reeks. Hopelijk draait bedenker en geestesvader Jacques Martin zich niet om in zijn graf. Maar ik vrees er toch voor… Het was beter geweest om beide albums van Giorgini en David B. onder te brengen in een soort ‘hommage’-reeks. Dan had niemand er iets over kunnen zeggen. Nu doorbreken deze twee albums toch het ritme en de vertel- en tekenstijl die we gewend zijn. Nostalgische lezers van het eerste uur als mezelf blijven de albums kopen maar wat mij betreft mogen Giorgini en David B. nu écht wel stoppen met ‘hun’ albums. Tekenaars Jailloux en Venanzi in combinatie met scenarist Bréda kunnen mij in deze reeks veel meer bekoren de laatste jaren. Een ezel stoot zich geen twee keer… euh drie keer aan dezelfde steen, toch? |
Archives
April 2024
|