Tekst / tekeningen : Willem Ritstier / Fred de Heij
Blloan, 48 blz., HC Te klassieke ‘Hollandse’ western We schrijven 1876 in de Amerikaanse staat Idaho. De knappe Jenny Pine en haar man Joshua leiden een gezapig leventje op hun boerderij. Maar Jenny Pine draagt een verleden met zich mee dat niet zo rustig is. Ze was vroeger lid van een bende outlaws, de zogenaamde Culvert Brothers. Op een bepaald moment kapte ze radicaal met dit leven. Bernie en Zacharias Culvert werden opgepakt. Nu, zoveel jaar later, is dit duo ontsnapt uit de gevangenis. Ze gaan op zoek naar Jenny en vermoorden haar man Joshua. Dat laat Jenny uiteraard niet ongestraft en ze trekt er samen met haar trouwe viervoeter Leo op uit om zich te wreken. Maar tegelijk wordt ook op haar jacht gemaakt door een lokale grootgrondbezitter die meent dat Jenny nog veel geld aan hem verschuldigd is. Scenarist Willem Ritstier en tekenaar Fred de Heij zijn bij onze noorderburen ronkende namen. Ritstier kreeg de vermaarde Stripschapspenning in 2017, Fred de Heij kreeg die in 2014. Ik moet wel toegeven dat ikzelf niet echt vertrouwd ben met het werk van Fred de Heij. Wat opzoekingswerk leerde me dat hij al flink wat albums op zijn palmares heeft staan: 3 albums van de horrorwestern Claire DeWitt (ook met Ritstier), 6 albums van Haas en ook wat oneshots als De Zeemeeuw en Fflint. Ik heb er nog geen enkele van gelezen. Zijn nieuwste Jenny Pine was dus voor mij een allereerste kennismaking. En tekenen dat kan hij zeker. Zijn realistische tekenwerk kon me zeker bekoren. Zowel in decors als bij het uitwerken van personages zie je dat hij plezier had tijdens het tekenen. Op het kanaal van YouTuber Michael Minneboo zag ik een interview met Fred de Heij. Daar showde hij de zwartwit-pagina’s van dit album. Ik vond die eerlijk gezegd krachtiger dan de definitieve ingekleurde versie. De achtergronden worden hier en daar met een wazige digitale inkleuring opgevuld. Daaraan heb ik me wel wat gestoord. Het verhaal valt ook wat magertjes uit, vind ik. Het westerngenre is uiteraard al flink uitgeperst. De revival van de laatste jaren met reeksen als Duke, Lonesome, Wild West, Undertaker… zorgt ervoor dat je wel heel creatief uit de hoek moet komen om nog op te vallen binnen dit genre. En ik vrees dat Jenny Pine hiervoor te klassiek is qua opbouw en thematiek. Ik heb het nog even nageteld: op 48 bladzijden zie je als lezer 25 mensen doodgeschoten worden. Het hoofdthema van wraak is ook oerklassiek. Origineel kan je dit allemaal bezwaarlijk noemen. Het dure HC-jasje verhoogt wellicht ook nog eens de drempel om met deze nieuwe westernreeks te beginnen. Conclusie: een te klassieke vertelling maar voor mij wel een heel aangename eerste kennismaking met het werk van Fred de Heij. Ga ik het volgende album kopen? Daar moet ik nog even over nadenken.
0 Comments
Tekst / tekeningen : Lapière / Dany
Dupuis, Collectie Vrije Vlucht, 68 blz., HC Het leven is te kort voor maar één man Paul ziet niet meer zitten. Hij wil zelfmoord plegen op het moment dat een zeilschip letterlijk voor zijn neus op de klippen loopt. Aan boord bevindt zich een knappe vrouw, Kirsten. Paul slaagt erin om haar van de verdrinkingsdood te redden. Beiden blijken geen onbekenden van elkaar te zijn. Paul en Kirsten werken allebei voor dezelfde boekenuitgever Hocq. Terwijl Kirsten bekomt van de schipbreuk, bewondert ze de waaier aan intieme sensuele vrouwenportretten in de werkkamer van Paul. Het zijn die portretten die bij eeuwige verleider Paul herinneringen oproepen aan vluchtige ontmoetingen van enkele uren soms enkele dagen met deze dames. Hoe kort ook, het waren telkens intense ontmoetingen. Dat blijkt al snel uit de verhalen die Paul oprakelt. Hij wil alle uitvergrote foto’s gebruiken als inspiratiebron voor een nieuw boek. Een dagboek van een avonturier. Het relaas van iemand die levenslang liefdesavonturen beleeft. Bij elke foto wil Paul een emotionele tekst schrijven zonder in pure anekdotes te vervallen. De Belgische stripmaker Daniel Henrotin, alias Dany, draait al heel erg lang mee in het wereldje. Toch heeft hij eigenlijk niet zo heel veel albums op zijn naam staan. Hij is een trage tekenaar. Dany viert dit jaar zijn 77ste verjaardag. Hij werd vooral bekend door de feeërieke en poëtische reeks Rozebottel en later ook door het tweeluik Avontuur zonder helden. Hij was ook degene die de eerste albums tekende van de erotische gags Rooie Oortjes. Met Vluchtige ontmoetingen maakt hij zijn eerste oneshot in de prestigieuze collectie Vrije Vlucht bij uitgeverij Dupuis. Het tekenwerk oogt heel knap. Pfieuw… wat kan Dany sensuele scènes vol knappe bimbo’s tekenen. Bladzijde 60 is daar het duidelijkste voorbeeld van. Letterlijk een lust voor het oog. Het scenario van Denis Lapière viel mij jammer genoeg tegen. Een man op leeftijd die zijn leven overschouwt. Een leven waarin hij de gigolo heeft uitgehangen. Origineel kan je het allemaal niet noemen. Hij creëert dus een bijzonder pover verhaaltje zonder enige diepgang. Vandaar mijn voorstel: lees het album eerst eens door en begin nadien opnieuw met het her-bekijken van het album. Dat tekenwerk is onvergetelijk. Het verhaal? Dat ben ik op het einde van deze bespreking al bijna weer vergeten. Dany had een krachtiger verhaal verdiend in deze collectie. Tekst / tekeningen : Mathieu Lauffray
Dargaud, 56 blz., HC Origineel? Nee. Lekker leesvoer? Absoluut! 1666. Raven is een Franse piraat die een explosie van het Spaanse galjoen van kapitein Black Vane als enige weet te overleven. Hij spoelt aan op het eiland Tortuga ten noorden van Haïti. Dit eiland groeide in de 17de eeuw tot uitvalsbasis voor boekaniers, piraten en vrijbuiters van Franse, Spaanse en Engelse oorsprong. Het is hier dat hij de onverbiddelijke en onvoorspelbare piraat Lady Darksee voor het eerst ontmoet. De corrupte gouverneur van Tortuga gooit het op een akkoordje met haar om de geheime schat van Chichén Itza op te sporen. Die zou verborgen liggen op het vulkanische eiland Devil’s Mound dat bevolkt wordt door kannibalen. Het zal een race tegen de klok worden om uit te maken wie als eerste de hand kan leggen op deze rijkdommen: Raven of Lady Darksee? Ik had heel hooggespannen verwachtingen toen ik aan dit album begon. Lauffray tekende zichzelf enorm ‘in the picture’ met de vier albums van de piratenreeks Long John Silver (verschenen tussen 2007 en 2013). Ook zijn hommage aan de sf-reeks Ravian vond ik smullen geblazen. Met Raven is Lauffray nu terug in het Caraïbische piratenwereldje. Deze keer doet hij alles zelf, scenario en tekeningen. Hij vermeldt wel in het voorwoord dat het verhaal losjes gebaseerd is op een novelle van Robert E. Howard. Zijn al mijn hoge verwachtingen ingelost na het lezen van dit eerste deel? Eigenlijk wel. Het tekenwerk is nog altijd heel erg knap. Lauffray is een meestere in het sfeerscheppen met indrukwekkende dubbelpagina’s en een flitsende pagina-opbouw. Het oogt allemaal heel erg filmisch. Enig klein minpuntje is dat het scenario best wat origineler had gekund en dat iets over het midden wel heel snel over bepaalde delen van de intrige heen wordt gewalst. Revolutionair of vernieuwend is het dus allemaal niet maar het bevat alle karikaturale cliché-elementen (zoektocht naar een schat, vele duels, kanonnengebulder en ontploffingen…) die je van een piratenreeks kan verwachten. Pure ontspanning. Niets meer maar wat mij betreft zeker ook niets minder. De verwijtende, scherpe dialogen tussen Raven en Lady Darksee mogen wat mij betreft in de volgende albums voor nog meer vuurwerk zorgen. Letterlijk en figuurlijk. Tekst / tekeningen : Manu Larcenet
Dargaud, 56 blz., HC Op zoek naar de muze? Creatieve stripauteur Manu Larcenet zit in een inspiratieloos dal. Hij sukkelt in een zware depressie en leegt meermaals per week de volledige apothekerskast om toch maar min of meer rechtop te blijven. Een writer’s block? Angst voor het lege witte blad? Er zijn voldoende omschrijvingen voor zijn zwaarmoedigheid. Maar een pasklare oplossing is er jammer genoeg niet. Hij wil opnieuw een topper produceren op hetzelfde niveau en met dezelfde lovende kritieken als Blast en Het verslag van Brodeck. Larcent is een schaduw van zichzelf geworden. Hij zoekt inspiratie bij de mangacollectie van zijn zoon, bij gagreeksen als Snoopy, bij wolharige mammoettekeningen uit de prehistorie en bij grote kunstenaars als Raphaël, Leonardo de Vinci en Paul Cézanne. Hij gaat zelfs bij God te rade. Ook Nietzsche is ook nooit veraf (“De mens moet chaos in zich hebben om een dansende ster te kunnen baren”, zie titel van dit eerste album). Op het einde ziet het gezin van Larcenet geen andere optie dan hem te laten opnemen in een psychiatrische instelling. De Dansende Ster is een heerlijk plezant autobiografisch album geworden van een wanhopige stripmaker, Larcenet zelf, op zoek naar inspiratie. Absurde humor met toch dat persoonlijke kantje. Misschien is dat wel het genre waarin Larcenet zichzelf het best voelt. Net als bij de reeks Terug naar de aarde trekt hij opnieuw de autobiografische kaart. Maar dit keer doet hij alles alleen. Hij hanteert verschillende stijlen terwijl hij de geschiedenis en zijn brein doorkruist op zoek naar creatieve ideeën. Ook de inkleuring en originele pagina-indelingen dragen enorm bij tot een bijzondere leeservaring. Daarom is een grote pluim op zijn plaats voor de Nederlandse handlettering van Frits Jonker en de vertaling van Manik Sarkar. Larcenet gebruikt immers krantenkoppen, tijdschriftartikels en heel veel verschillende lettertypes. Het zal best een zware klus geweest zijn om al die zaken naar het Nederlands om te zetten. Ik begin mij nu al te verkneukelen over de doldwaze situaties waarmee Larcenet te maken zal krijgen op de afdeling psychiatrie… Tekst / tekeningen : Christophe Pelinq & Melanÿn / Vincent
Daedalus, 48 blz., HC Een nieuw lijk in de kelder Parijs, 1887-1888. Gustave Eiffel bouwt zijn toren, Ferdinand de Lesseps probeert financiën te vinden om ‘zijn’ Panamakanaal te graven, Vincent van Gogh probeert de eindjes aan elkaar te knopen en Guy de Maupassant timmert ook nog aan zijn schrijverscarrière. In de vorige albums leerden we al het Parijse luxebordeel De Purperen Parel kennen. Het bordeel wordt met harde hand geleid door Madame Gisèle. Zij had vroeger zelf een mooie loopbaan als danseres Olympe. Haar bordeel groeide snel uit tot een succesverhaal. Het had een hoogstaande reputatie van Londen tot Moskou en van Amsterdam tot Wenen. Het vorige album in deze reeks verscheen vier jaar geleden in het Nederlands. Ik raad jullie dus aan om zeker de vier voorgaande delen te herlezen vooraleer je je tanden in dit vervolgalbum zet. Even kort opfrissen: Chimère komt als 13-jarige in De Purperen Parel terecht. Heel veel gasten hebben veel geld over om van haar maagdelijkheid te mogen proeven. Chimère raakt er ook bevriend met Oscar. Hij wordt halsoverkop verliefd op Chimère. In het tweede deel ontdekt ze dat Madame Gisèle haar biologische moeder is, ze raakt ook betrokken bij een in scène gezette fotosessie waarbij de beroemde Ferdinand de Lesseps in compromitterende omstandigheden wordt vereeuwigd. Het brein achter deze foto is de Amerikaan Winston Burke. Hij wil maar één ding en dat is de concessie voor de bouw van het Panamakanaal in Amerikaanse handen krijgen. Wanneer Burke vermoord wordt in het bordeel en in de kelder wordt begraven, gaan de poppen echt aan het dansen. De Amerikanen sturen de mulattin Apollonie naar Parijs om daar te infiltreren in De Purperen Parel. Chimère wil nog één ding zeker weten en dat is wie haar biologische vader is. Ze is tot veel bereid om dit te weten te komen. Zelfs het op akkoordje gooien met de Amerikanen. In ruil voor het ontdekken wie haar vader is, wil Chimère het bewuste ‘negatief’ van de bewuste compromitterende foto ruilen. Ondertussen gaat de gezondheid van Madame Gisèle wel snel achteruit. Ze is bedlegerig en heeft heel veel opium nodig tegen de pijn. Opnieuw veel spanning dus naar het einde toe: Chimère trekt naar Panama om Ferdinand de Lesseps te ontmoeten. Daar ontdekt ze ook de échte liefde en reist ze nadien af naar Amsterdam op zoek naar haar beroemde papa… Cocaïne, hoeren, omkoperij, slavernij, afpersing, moord, geweld… Het zijn niet meteen elementen die je linkt aan scenarist Christophe Arleston. Van hem zijn we fantasy en (grove) humor gewend met reeksen als Lanfeust van Troy en Trollen van Troy op zijn naam. Onder de naam Christophe Pelinq trekt hij met Chimère(s)1887 een totaal andere kaart. Weinig tot geen humor, wel actie, veel seks, veel blote tieten en heel veel geweld. Als fan van het werk van tekenaar Vincent volg ik deze reeks al vanaf het begin. Vaart zat er al in vanaf het begin. Spanning, cliffhangers… vaste ingrediënten. En die lijn trekt Pelinq door in elk nieuw album. Het krasserige tekenwerk en de verwrongen gezichten (heel vaak overviel me een déjà-vu-gevoel naar de albums van Peter Pan van grootmeester Régis Loisel) die het handelsmerk van Vincent zijn, passen prima bij het verhaal. Al moet ik toegeven dat het sinds album 3 allemaal iets afgelikter wordt. Het schetsmatige is er wat uit. Maar dat vind ik niet storend. Het tekenwerk evolueert. De klemtoon ligt nu nog meer op de psyché van de personages. Daarom zijn de gelaatstuitdrukkingen nu meer dan ooit heel belangrijk. In het Frans verscheen dit album al vier jaar geleden. Het zesde en allerlaatste album in deze reeks verscheen bij onze zuiderburen in 2018. Hopelijk moeten we niet opnieuw vier jaar op een vertaling wachten. Ik zou heel erg graag weten hoe het allemaal afloopt met Chimère (en Oscar… oeps… sorry… spoilerke…). Tekst / tekeningen : Jarry / Créty
Daedalus, 56 blz., HC + SC Opkomst van een arbeiderszoon Ballista’s, stormladders met haken, verstevigde lansen, stormrammen, kruisbogen, cavalerieharnassen, runenzwaarden… Kardum kan al dit ‘moois’ leveren. Hij mag dan wel de zoon van een glasblazer zijn maar toch zag hij voor zichzelf geen toekomst als handwerker zitten. Hij wilde een andere weg inslaan en dat lukt hem ook. Na de dood van zijn vader, vertrok Kardum op zestienjarige leeftijd zonder iets te zeggen. Hij liet zijn moeder en liefje achter en was ervan overtuigd om geld te verdienen als bronssmid. Maar na de grote oorlog was de stad uitgedoofd. Er was niet meteen behoefte aan meer bronssmeden. Bij zijn aankomst in de stad werd Kardum overvallen. Hij zag hoe zijn overvallers het geld meegraaiden waarvoor zijn eigen vader ruim dertig jaar had gespaard. Deze gebeurtenis zorgde bij Kardum voor een mentale klik in zijn hoofd. Na heel wat duw-, vecht- en trekwerk groeit hij uit tot de machtigste wapenhandelaar van de streek. Hij verdient er bakken talions mee maar voor Kardum draait alles toch rond het uitbouwen van macht. Door niet alleen aan Dwergen en Elfen wapens te leveren maar ook aan Hums en Orks groeit zijn wapenimperium heel snel uit. Weinig nieuws onder de zon. Scenarist Jarry blijft roeren in de vertrouwde ketel van vertroebelde familiegeschiedenissen, de strijd van elk individu tegen zijn innerlijke demonen, de ‘rugzak’ die ieder van ons uit zijn verleden meedraagt… Toch vond ik het opnieuw heel aangenaam om dit album te lezen. Dat heeft opnieuw te maken met het uitgediepte hoofdpersonage. Jarry maakt daar echt keer op keer een punt van. Zijn personages zijn geen kartonnen figuren. Ook nevenpersonages zijn interessant en dragen bij tot een boeiend verhaal. Ook opnieuw aanwezig zijn de grote lappen tekst van de voice-off. Maar op de een of andere manier heb ik er mij de voorbije twee albums minder aan gestoord. Tekenaar Stéphane Créty zorgt dat alles mooi in beeld wordt gebracht. Hij besteedt echt aandacht aan het onderscheid van de verschillende rassen en volkeren in dit verhaal. Ook de gevechten, landschappen en citadellen zijn indrukwekkend. Het open einde doet me ook uitkijken naar hoe de blitzcarrière van Kardum verdergaat… Tekst / tekeningen : Nicolas Jarry / Jesùs Hervas Millan
Daedalus, 56 blz., HC + SC Gezondheidswandeling of zelfmoordmissie? Boselfen gijzelen de bloedirritante zoon van de machtige goblinkrijgsheer. Deze krijgsheer rekent op zeven van zijn vertrouwelingen, de zogenaamde ‘Compagnie van de Yzeren Tand’, om onder leiding van kapitien Ayraak de gijzelaar te bevrijden tegen een grote som geld. Het lijkt een zelfmoordmissie te zullen worden op Elfenbodem want vrij snel wordt de groep uitgedund door allerlei dodelijke hindernissen op hun pad. Orks & Goblins is na Elfen en Dwergen de derde serie in de conceptreeks De Werelden van Arran. De twee eerste albums vond ik bijzonder verfrissend en bijzonder geslaagd. Toch haalden de volgende albums niet meer allemaal datzelfde niveau. Ook dit zesde album is niet het beste. Het dynamische van de tekeningen en het verhaal wordt te vaak afgebroken door veel te grote lappen tekst (vooral in de tekstvakken van de verteller). Het ritme wordt hierdoor echt afgebroken. Het tekenwerk van Millan (die ook het 3de album van de reeks Het Atlantis Experiment en het 1ste album van Androïden voor zijn rekening nam) oogt heel druk. De decors worden al te vaak weggelaten en komen schetsmatig over. De vele verschillende personages van de Compagnie van de Yzeren Tand zijn ook niet altijd makkelijk van elkaar te onderscheiden. Tekst / tekeningen : Bruneau / Taranzano
Daedalus, 56 blz., SC + HC 48 bladzijden vechten totterdood In het Frans verschenen al 24 albums in deze conceptreeks. Een succesverhaal dus bij onze zuiderburen. Een vertaling naar het Nederlands kon dus niet uitblijven. Dat kan ik als leerkracht geschiedenis van de Klassieke Oudheid alleen maar toejuichen. Luc Ferry is een Franse filosoof-politicus die na meerdere filosofische werken sinds kort zijn pijlen helemaal richt op de stripwereld. Op het einde van elk album is een dossier voorzien voor volwassen lezers. Daarin kan je de achtergrond, psychologische betekenis en het cultureel erfgoed van de verschillende mythes terugvinden. Ferry wil bovendien trouw blijven aan de originele teksten. We krijgen dankzij deze conceptreeks een kans om ondermeer het beroemde verhaal van de Trojaanse oorlog te (her-)ontdekken. Dit verhaal werd bekend onder de naam Ilias en toegeschreven aan de blinde Griekse schrijver Homeros. Grieken en Trojanen stonden jarenlang lijnrecht tegenover elkaar. En dat begon allemaal door een vrouwenkwestie waarbij de Trojaan Paris een gouden appel gaf aan Aphrodite die hij als mooiste beschouwde. In ruil voor deze appel mocht Paris de mooiste vrouw ter wereld verleiden: Helena, vrouw van de Spartaanse koning Menelaos. Hera is razend dat de jonge Paris niet voor haar koos en wil dat Troje van de kaart wordt geveegd. Dit kwam allemaal uitgebreid aan bod in het eerste album. We krijgen in dit tweede deel het vervolg voorgeschoteld. Maar dat is allemaal veel minder boeiend dan de intrige van het eerste album. Het scenario van dit album is heel dunnetjes. Er valt bijzonder weinig verrassends te zien. Als lezer voel je je een buitenstaander. Op geen enkel moment werd ik echt in het verhaal gezogen. Actie is er nochtans meer dan genoeg. Er wordt eigenlijk doorheen het volledige album alleen maar gevochten. Alles begint met het bekende duel tussen de helden Ajax (Griek) en Hector (Trojaan). Inzet van het duel? Wie wint, schenkt ook de overwinning van de hele oorlog aan zijn volk. Wanneer het gevecht eindeloos blijft aanslepen, kiest men voor een tijdelijke opschorting. Alle Griekse hoop ligt nu op de schouders van de onoverwinnelijke Achilleus. Heel Griekenland hoopt dat hij Ajax zal vervangen en het duel in het voordeel van de Grieken zal beslechten. Maar Achilleus weigert de wapens op te nemen en stuurt zijn neef Patroklos dan maar de arena in… Na het lezen van het eerste deel was ik erg lovend over het realistische tekenwerk van Pierre Taranzino. Dat enthousiasme is nu al een flink stuk minder na het lezen van dit tweede album. Alle fut en energie lijken uit zijn pagina’s verdwenen. Het heeft veel weg van haastwerk. Alle godinnen lijken wel kopieën van elkaar. De expressie op de gezichten is al te vaak zoek en wat te zeggen van de decors? Die zijn wel heel vaak compleet afwezig (en dan moet de inkleuring de meubelen redden… wat niet gebeurt) of erg schetsmatig weergegeven. Enkele lijntjes moeten silhouetten van medesoldaten of toekijkend publiek voorstellen. Heel erg magertjes allemaal. Dat de man écht wel talent heeft, toont hij één enkele keer met de tekstloze dubbelpagina op bladzijde 20-21. Ook zijn pagina-opbouw is hier bijzonder geslaagd. Hopelijk trekt hij zijn niveau weer op en wordt dit mindere tweede deel helemaal vergeten door een sterk slotalbum (dat in het Frans al verscheen in 2018). De cover van dit nog te vertalen album (zoals altijd getekend door kersvers Thorgal-tekenaar Fred Vignaux) oogt alvast veelbelovend met een enorm groot Trojaans paard erop. Tekst / tekeningen : Bruneau / Jubran
Daedalus, 56 blz., SC + HC Boeiende queeste De mythe van Iason is al heel erg oud. Iason is één van de grootste helden uit de Griekse mythologie. I Iason verwerft zijn heldenstatus vooral door onrecht te herstellen. Onrecht dat zijn schurkachtige oom, koning Pelias, de goden en de mensen had aangedaan. Pelias verraadde immers de ouders van Iason en liet ze verbannen om zelf de kroon van Iolkos te kunnen opeisen. Hij liet ook de drie broers van Iason in hun slaap vermoorden. Gelukkig lag de piepjonge Iason op dat moment in een kleine alkoof te slapen. Zo werd Iason zelf van dit bloedbad gespaard. Om orde op zaken te stellen moet Iason op zoek naar het zogenaamde Gulden Vlies. Dat wordt niet simpel. Het Gulden Vlies wordt immers compleet onbereikbaar bewaard in een dicht woud, beschermd door een draak die nooit slaapt. Met zijn schip, de Argo, vertrekt hij op een lange queeste. Met de hulp van beroemde vechtersbazen als Herakles, Orpheus, Atalante, Theseus, Castor en Pollux wordt deze missie misschien toch niet hopeloos. Het orakel heeft wel voorspeld dat drie gezellen van de bemanning zullen sterven en dat er één bemanningslid te voet zal moeten terugkeren. Het verteltempo in dit album ligt heel hoog. Het leest heel erg vlot en is boeiend van begin tot einde. Het ene gevaar na het andere duikt op. Reuzen, verleidelijke nimfen, een vechtlustige tiran, bloeddorstige harpijen, plettende rotsmassa’s… Iason en zijn Argonauten krijgen ze allemaal voorgeschoteld. Het tekenwerk van de Braziliaan Alexandre Jubran is prima, het scenario is dat ook. Alle voorwaarden zijn dus vervuld om je een halfuurtje onder te dompelen in een eeuwenoud maar nog altijd bijzonder spannend verhaal. Ik heb dit heel erg graag gelezen. En dat zeg ik niet alleen omdat ik geschiedenisleerkracht ben. Laat de vertaling van het slotalbum maar komen. In het Frans is dit in 2019 al verschenen. Tekst / tekeningen : Frédéric Campoy / Mathieu Blanchot
Daedalus, 96 blz., HC, 25,50 euro Namasté! Alexandra David-Néel was een Belgische ontdekkingsreizigster, fervent aanhanger van het boeddhisme en feministisch schrijfster van ruim dertig filosofische werken. Ze verwierf vooral bekendheid door haar bezoek in 1924 aan de (voor buitenlanders) verboden Tibetaanse hoofdstad Lhasa. Ze was zo de allereerste Europese vrouw die voet zette op Tibetaanse bodem. Uiteindelijk zou ze 14 jaar in India verblijven. Op 8 september 1969 stierf ze op 100-jarige leeftijd in haar huis in Digne-les-Bains na een leven vol spanning en avontuur. Haar laatste wens was dat haar as, net als de as van haar adoptiezoon Yongden, in de Gangesrivier verspreid zou worden. Voor haar trouwe assistente Marie-Madeleine Peyronnet is dit dé kans om naar de mystieke plaatsen te gaan waar ze zoveel over heeft horen vertellen door Alexandra. Maar wie zal die reis betalen? Marie-Madeleine zit immers heel krap bij kas. Op zoek naar wat financiële middelen besluit ze een boek te maken van alle brieven die Alexandra geschreven heeft naar haar echtgenoot. In totaal schreven ze 14 kilogram brieven bij elkaar. Doorheen de brieven zitten tal van anekdotes verweven. Tussen de intieme schrijfsels door lezen de brieven als een echte avonturenroman. Na drie jaar van zuinig leven, keihard werken en sparen vertrekt Marie-Madeleine eindelijk naar Tibet… in de voetsporen van de vrouw van wie ze tien jaar lang assistente is geweest. Scenarist Frédéric Campoy kreeg interesse voor het leven van Alexandra David-Néel door zijn persoonlijke groeiende interesse voor boeddhisme. In dit derde album slaagt hij erin om het verleden van Alexandra (in kleur) te linken aan het heden van Marie-Madeleine (in zwart-wit). Opnieuw voel je dat Campoy weet waarover hij praat. Zijn verhaal is onderbouwd en goed gedocumenteerd. Door tal van herinneringen leren we veel bij over het verleden van Alexandra. Zo zijn we getuige van haar teleurstelling bij aankomst in India en zien we van dichtbij hoe ze zich tot de Tibetaanse religie bekeerde en het hindoeïsme links liet liggen. Ook nu krijgen we een mix van humor en tederheid. Toch is de verhaallijn iets lichter verteerbaar dan de vorige delen waar de focus toch meer lag op het pure biografische aspect van het verhaal. Tekenaar Mathieu Blanchot is weer op zijn best. Met flair en charme brengt hij Indië heel knap in beeld. Nog één album en het verhaal zit erop. In het Frans is dit slotalbum vorige maand al verschenen. De vertaling mag snel volgen wat mij betreft. |
Archives
April 2024
|