Tekst / tekeningen : Frank Le Gall / Damien Cuvillier
Daedalus, 87 blz., HC Londen, de bloederige en vuile navel van de wereld Wales, 1880. Een mijnontploffing met veel doden. Een van de slachtoffers is Davies, de echtgenoot van de 19-jarige Mary Jane Kelly. Zo wordt zij al heel snel weduwe. Ze besluit om te voet naar Cardiff te gaan om in te trekken bij haar zus. Onderweg leert ze Black John en zijn bende landlopers kennen. Zij zijn samen op de vlucht voor ellende, onrecht en stokslagen van hun bazen. Black John probeert Mary Jane te overtuigen om met hen naar Londen te gaan. Aanvankelijk weigert Mary Jane maar na een dramatische gebeurtenis besluit ze toch naar de Britse hoofdstad te trekken. Jammer genoeg komt ze er snel in de wereld van de prostitutie terecht. Haar verblijf in Londen brengt haar ook op het pad van de beruchte seriemoordenaar Jack the Ripper. En wie zijn klassiekers kent, weet dat dit wel fout moet eindigen. Het verhaal dat scenarist Frank Le Gall (vooral bekend als tekenaar van de onderschatte reeks Theodoor Cleysters) focust overduidelijk op de slachtoffers van Jack the Ripper. Toch vervalt hij hier niet in gratuite seks- of geweldscènes. Dat is best opvallend want het had hier zeker gekund. Le Gall wil geen voyeuristisch verhaal brengen. Het lijkt alsof hij zich distantieert van de gruwelijke feiten. Het album telt bijna negentig bladzijden en dat had wat mij betreft nog meer mogen zijn. Hier en daar mocht hij een aantal nevenpersonages als bokser Tom, Snakesman Peter en de oude Maria nog verder hebben uitgediept. Maar dat is detailkritiek. In de bijlage achteraan vertelt Le Gall over de moeizame realisatie van dit stripalbum. Ruim twintig jaar (!) lang heeft hij aan dit verhaal gesleuteld. Hij verdiepte zich in het personage van Jack the Ripper. Het viel hem op dat er over de man zelf best veel documentatiemateriaal bestaat maar over zijn vijf slachtoffers veel minder. Waarschijnlijk door gebrek aan interesse voor het leven van gewone vrouwen op het einde van de 19de eeuw. Oorspronkelijk wilde hij het album zelf tekenen. Het was zijn Franse uitgever Futuropolis die hem in contact bracht met de jonge tekenaar Damien Cuvillier. Ik ben vertrouwd met Cuvilliers werk dankzij twee albums in de reeks De Oorlog van de Lulu’s: Door de ogen van Luigi (bij Casterman), het tweeluik De rode schoenen (bij Saga) en het verrassend sterke oneshot Eldorado (bij Daedalus). Ook nu weet hij me te overtuigen. Zijn aquarelinkleuring is heel knap. De vier tekstloze pagina’s van de mijnontploffing helemaal aan het begin van het verhaal dompelen de lezer meteen in de sfeer van wat komen gaat: miserie, gevaar, grauwheid van het dagelijks leven… De keuze voor veel sepia- en okertinten dragen bij tot de exacte sfeer van dit verhaal. Een ander mooi voorbeeld is terug te vinden op bladzijde 29. Daar heeft Cuvillier gekozen voor een volledige bladzijde in het zwart in te kleuren. Het stelt zwarte rook voor, de roetwolken die ontsnappen uit de fabrieksschoorstenen van Londen. Het zet meteen de toon voor het leven van Mary Jane die Londen binnenwandelt. Het is een oord van afval, krotten en vuile fabrieken. De keuze voor Cuvillier als tekenaar vind ik heel erg geslaagd. Toch een naam om in de gaten te houden. Dit zou wel eens een hele grote stripmaker kunnen worden.
0 Comments
Tekst / tekeningen : Christophe Pelinq & Melanÿn / Vincent
Daedalus, 56 blz., HC Slotalbum van beklijvende reeks vol bekende koppen Parijs, 1887-1889. Gustave Eiffel bouwt ‘zijn’ toren, Ferdinand de Lesseps probeert financiën te vinden om ‘zijn’ Panamakanaal te graven. In de vorige vijf albums leerden we al het Parijse luxebordeel De Purperen Parel kennen. Het bordeel wordt met harde hand geleid door Madame Gisèle. Haar bordeel groeide snel uit tot een succesverhaal. Het had een hoogstaande reputatie van Londen tot Moskou en van Amsterdam tot Wenen. Chimère komt als 13-jarige in De Purperen Parel terecht. Heel veel gasten hebben veel geld over om van haar maagdelijkheid te mogen proeven. Chimère raakt er ook bevriend met Oscar. Hij wordt halsoverkop verliefd op Chimère. In het tweede deel ontdekte ze dat Madame Gisèle haar biologische moeder is en raakte ze ook betrokken bij een in scène gezette fotosessie waarbij de beroemde Ferdinand de Lesseps in compromitterende omstandigheden wordt vereeuwigd. Het brein achter deze foto is de Amerikaan Winston Burke. Chimère wilde nog één ding ontdekken: Wie is die mysterieuze Theo, haar biologische vader is? Ondertussen gaat de gezondheid van Madame Gisèle wel snel achteruit. Ze is bedlegerig en heeft heel veel opium nodig tegen de pijn. Na een reis door Panama keerde Chimère in het vorige album terug naar Amsterdam. Daar zou ze eindelijk Theo kunnen ontmoeten. Maar al snel blijkt dat Theo niet meer in Nederland vertoeft maar naar de Franse hoofdstad is vertrokken. In Parijs neemt Chimère de leiding van het luxe-bordeel over. Wat ze op dat moment nog niet kan vermoeden is dat niet Theo haar biologische vader is maar diens broer Vincent… een aan lagerwal geraakte schilder met psychische problemen… Cocaïne, hoeren, omkoperij, slavernij, afpersing, moord, geweld… Het zijn niet meteen elementen die je linkt aan scenarist Christophe Arleston. Van hem zijn we fantasy en (grove) humor gewend met reeksen als Lanfeust van Troy en Trollen van Troy op zijn naam. Onder de naam Christophe Pelinq trok hij met Chimère(s)1887 een totaal andere kaart. Weinig tot geen humor, wel actie, seks, veel blote tieten en heel veel geweld. Als fan van het werk van tekenaar Vincent volg ik deze reeks al vanaf het begin. Vaart zat er al in vanaf het begin. Spanning, cliffhangers… waren keer op keer de vaste ingrediënten. Het krasserige tekenwerk en de verwrongen gezichten die het handelsmerk van Vincent zijn, passen prima bij het verhaal. Al moet ik toegeven dat het sinds album 3 allemaal wat netter en afgelijnder wordt. Het schetsmatige is er wat uit. Maar dat vind ik niet erg. Een tekenaar evolueert, dan mag dat best ook aan de tekenstijl te zien zijn. Blij dat uitgeverij Daedalus deze reeks heeft afgerond. Akkoord, het was wat langer wachten dan de fans (als ik) hadden gehoopt. Maar nu staat de reeks hier compleet in mijn verzameling te pronken. Het verhaal mag dan wel fictie zijn, de zes albums geven toch een geslaagd beeld van het leven op het einde van de 19de eeuw. Het opduiken van tal van bestaande historische personages vond ik echt wel een meerwaarde voor de geloofwaardigheid van het verhaal. Een reeks die ik sowieso in de toekomst nog meermaals ter hand zal nemen. Tekst / tekeningen : Carbone / Gijé
Dupuis, 56 blz., SC : 7,50 euro Een boskwarteltje wordt verliefd op een oceaanmonstertje? So what? De achtjarige Nola verloor haar moeder Annah en blijft zo alleen achter met haar vader. Het rouwproces om het verlies van haar mama komt in een emotioneel begin van dit album ruim aan bod. Vrij snel gaat de sfeer over in positievere vibes wanneer Nola bij het verhuizen van mama’s spulletjes een vreemde sleutel vindt. De vorm van de sleutel komt Nola bekend voor. Ze herinnert zich dat ze die sleutel al eerder was tegengekomen in de boeken van haar mama. Uit de vorige albums weten we dat Nola in staat is om naar een andere wereld, Pandora genaamd, te reizen via een muziekdoosje dat eruitziet als een soort kristallen bol. Daar kwam ze erachter, met de hulp van twee vriendelijke Pandorianen Andrea en haar broertje Igor, dat er sporen van haar overleden mama in die wereld zijn. Uiteraard is de ontdekking van de sleutel opnieuw een goed excuus om naar Pandoria te reizen in het spoor van haar mama. Tijdens haar zoektocht naar de sleutel botst ze op een nieuw mysterie: muziekjuf Serena blijkt verdwenen. Dit tot groot ongenoegen en grote bezorgdheid van haar geliefde, een reusachtige inktvis… Bij mijn bespreking van het vorige album klaagde ik nog over het scenario. Er gebeurde niet al te veel en ik miste het feeërieke sfeertje dat deze reeks toch typeert. In dit vierde deel is het magische en toverachtige weer helemaal terug. Je wil als lezer vooral dat Nola vertoeft in Pandoria en niet in de ‘normale’ alledaagse wereld. De tekeningen en inkleuring blijven heel zacht en betoverend. Het thema is ook bijzonder actueel. Iedereen zou het recht moeten hebben om verliefd te worden op om het even welke persoon. Los van kleur, herkomst of cultuur. Ik behoor absoluut niet tot het doelpubliek maar genieten heb ik toch (opnieuw) gedaan. Het wereldje van tekenaar Gijé en scenarist Carbone is een kruising tussen ‘Alice en Wonderland’ en de animatiefilms van Tim Burton. Wie kan daaraan weerstaan? Tekst / tekeningen : Nob
Dupuis, 48 blz., SC : 7,50 euro Daddy’s girls! Het leven kan hard zijn. Als alleenstaande man een gezin runnen met vier dochters uit vier verschillende huwelijken, je moet het maar doen. Daarbij komt nog dat ‘Dad’ werkloos is. Maar de facturen stapelen zich op, de achterstallige huur swingt ook de pan uit en deurwaarders komen meer langs dan Dad lief is. Gelukkig zijn er de zumbalessen waar hij naartoe gaat met zijn huisarts. Dad is nog altijd heel verliefd op de knappe dokteres. Maar er komt een rivaal op zijn pad in de persoon van Jean-Marc, haar ex. Na zeven delen blijven de gags fris en fruitig. De tekeningen blijven verzorgd en zwierig. De personages evolueren ook. Dat is sowieso een meerwaarde. Voor gagreeksen geen evidentie maar het houdt alles wel verrassend. Panda zit in een dip na een hectische examenperiode en doet niets anders dan voor televisie hangen en bingewatchen. Roxane wil de aarde redden en ziet overal milieuvervuilers (van de auto’s van James Bond tot plastieken kerstbomen), Oona is enkel bekommerd om het maken van YouTube-filmpjes met beautytips en de kleine Babette zet haar eerste stapjes. Weer een extra zorg voor Dad erbij dus. Dit is een strip die ook tot de bescheiden verzameling van mijn dochter behoort. Ik geef toe dat ik deze reeks ook best voor mezelf zou kopen. Heel herkenbare situaties en opmerkzame lezers kunnen tal van knipoogjes zien in het decor, op posters aan de muur, op televisieschermen naar allerlei popcultuur als de Minions, Peppa Big, Toy Story, Rocky, de sitcom Friends en strips als Corto Maltese, Marsupilami en Onklopbaar. ‘Dad’ blijft heel aangenaam om te lezen. Aanrader! Tekst / tekeningen : Béka / Crip
Ballon, 48 blz., SC : 7,50 euro Ballet is geen basket Croisée, balloné devant, grand écart…De blonde Julia en haar zusje Annabel, de rossige Lucy en de zwartharige Laila weten perfect wat die termen betekenen. Ze beleven al gags in en rond de dansschool sinds 2008. Het is een strip waar mijn inmiddels bijna 17-jarige dochter Sarah grote fan van was en nog altijd is. Mijn brede interesse in alle genres deden me overstag gaan en ik besloot me ook maar eens te ‘wagen’ in deze reeks. In dit album doet een nieuwe leerling haar intrede in de dansschool: Maya. Ze doet al basket sinds haar zesde. Op zoek naar een nieuwe uitdaging komt ze op de ‘Dance Academy’ terecht. Ze heeft het eerst niet makkelijk door het gebrek aan teamgeest bij ballet. Je kan er immers geen punten scoren, je kan er geen matchen winnen. Ze lijkt heel gemotiveerd maar zal ze het ook volhouden? Het album bestaat uit gags va telkens één bladzijde. Op het einde van het album volgen zes gags rond een Afrikaanse dansvoorstelling. Een soort mini-verhaaltje dus. Iedereen krijgt zijn rol in deze opvoering van een Afrikaans sprookje waarin een luie boer een nieuw veld wil laten bewerken door zijn dieren. Sprankelend of vernieuwend is het allemaal niet. Maar ik begrijp dat hier best wel een publiek voor is. Het feit dat de vertalingen van de originele Franse strip snel op elkaar volgen, bewijst dat ook in het Nederlandstalig taalgebied een lezersschare bestaat. Dit kan ik alleen maar toejuichen. Hoe meer meisjes (vrouwen) ook hun weg vinden naar de strips, hoe beter. Tekst / tekeningen : Frodo De Decker
Oogachtend, 48 blz., SC : 9,95 euro Kind van de eighties Hoe organiseer je een pizzafeestje op de beroemde Ronde Tafel? Hoe zit een catfight eruit (in de letterlijke zin van het woord) tussen Hello Kitty en Musti? Wie wist er dat de mythologische Icarus superlijm gebruikte om zijn vleugels vast te plakken? Wisten jullie dat het strand en de golfbaan geen ideale plaatsen zijn om een nieuw kasteel te bouwen? Hoe helend kan de muziek van Abba en prinses Elsa uit ‘Frozen’ zijn? Hoe moeilijk is het om de beroemde Langnek uit de Efteling te martelen? Op al deze geflipte vragen krijg je als lezer van dit gagalbum een antwoord. In 2012 verscheen het eerste van in totaal drie tekstloze strips in de reeks ‘Otto’. Iets in de vertel- en tekenstijl van stripmaker Frodo De Decker kon me vanaf de eerste aanblik bekoren. De bijzonder visuele manier om grappige situaties te vertellen (zonder woorden!) en toch de nodige spanning erin te houden voor een volledig album: dat kom je niet zo vaak tegen. Het zag er allemaal heel speels, naïef en kinderlijk uit. Maar het was genieten. Sindsdien ben ik het werk van Frodo blijven volgen. Drie jaar geleden lag de eerste bundeling van gags rond de altijd gemaskerde ‘Ridder’ in de rekken. De humor is gebleven, de tekenstijl is gedetailleerder geworden. Decors worden meer uitgewerkt. De lijnvoering is fijner… en er is tekst! Ik ben zelf in de jaren tachtig opgegroeid. Stripmaker Frodo ook en dat merk je aan de grappen in de albums van ‘De Ridder’. Het derde album zit opnieuw tjokvol verwijzingen naar Disneyfilms als Lady en de Vagebond, Alice in Wonderland, Sneeuwwitje, Robin Hood… Ook de knipogen naar klassieke films uit ‘onze’ jeugdjaren zijn haast niet te tellen. Passeren ondermeer de revue: Star Wars, E.T., Jurassic Park, Godzilla, Indiana Jones, Crocodile Dundee, Home Alone, The Neverending Story, Terminator, Conan the Barbarian… Voor wie groot is geworden met deze films is dit verhaal echt een ‘trip down memory lane’. Genieten! Dat Frodo ook zijn pappenheimers kent binnen de stripwereld komt tot uiting in verrassende optredens van Odie (uit Garfield), Rataplan (uit Lucky Luke), Snoopy, Pirrewiet, Sigmund, Casper en Hobbes, Kuifje en kapitein Haddock, De Smurfen… Er is ruimte voor zelfspot (Frodo brengt zichzelf een aantal keer in beeld, puffend achter zijn tekentafel) over het medium strip en de af en toe tegenvallende verkoopcijfers als er geen blote tetten te zien zijn. Ook enkele bekende wereldleiders als Trump, Poetin, de Chinese president Xi-Jinping (of is het Xi-JinPooh?) maken hun opwachting. Het aantal gags rond het coronavirus is eerder beperkt en daar treur ik niet om. Die ben ik de voorbij maanden wat beu gezien op allerhande online platformen. De albums van ‘De Ridder’ doen me altijd denken aan die andere gagreeks die barst van verwijzingen naar tv- en popcultuur, ‘Dating for Geeks’ van de Nederlander Kenny Rubenis. Toch heeft ‘De Ridder’ een streepje voor: Frodo De Decker bestrijkt met zijn grappen een veel breder universum. Hij heeft bovendien geen sliert aan vaste hoofdperesonages waaraan hij vastzit en die hij doorheen de albums ook nog eens moet laten evolueren. Nee, qua inspiratiebron moet het zeker lukken om nog heel lang met ‘De Ridder’ door te gaan. En dat juich ik alleen maar toe. Oh ja, geen paniek, de ware identiteit blijft ook nu het hele album mooi verborgen achter het cilindervormige masker. Tekst / tekeningen : Cazenove / Bastide naar Jean Roba
Dargaud, 48 blz., SC : 7,50 euro Goed getekende gewoonteaankoop Bovenstaande allitererende titel zegt eigenlijk voldoende. Ik leerde als kind de strips van Bollie en Billie kennen via een van mijn neven. Ik was meteen verkocht. Rond de leeftijd van 9 jaar begon ik ze ook zelf echt te verzamelen. Inmiddels ben ik bijna 44 en volg ik deze gagreeks nog altijd. Drie jaar voor geestelijke vader Jean Roba overleed, nam tekenaar Laurent Verron het potlood van hem over in 2003. Verron wist heel goed de ‘look en feel’ van Roba na te bootsen. Ik bleef fan. En ook toen Jean Bastide op zijn beurt in 2017 overnam, voelden de albums nog altijd erg vertrouwd aan. Je hebt zo van die reeksen die je blijft kopen, ook al ben je al decennialang de leeftijd van het doelpubliek ontgroeid. Wel, Bollie & Billie is één van dit soort reeksen. De originaliteit is er al flink wat jaren van af maar toch heeft elk nieuw album wel ‘iets’. Moeilijk definieerbaar. Voor mij is het niet zozeer de humor maar wel de tekeningen en de eenvoud van het dagdagelijkse leven van Bollie, zijn trouwe cocker Billie en schildpad Karo. Geen jachtig leven, geen stress, geen constante druk van allerlei social media…. Nee, er wordt nog ouderwets buiten geravot, het gezin gaat heerlijk samen kamperen in het bos, ze frissen samen het huis op… Het leven gaat zijn gewone, trage gangetje. Heerlijk nostalgisch. In dit album staat Karo niet alleen prominent op de cover (in mooie aquarel trouwens!), ze speelt ook in dertien grappen de hoofdrol. Verder kan je lezen dat ook honden een rapport krijgen van hun baasje, dat de neus van Billie best ook als kerstversiering dienst kan doen en dat Billie beter is in een creatieve vorm van bowling dan in het opsporen van truffels of inbrekers. Soms is een gewoonteaankoop niets om je voor te schamen. Tekst / tekeningen : Cauvin / Laudec
Dupuis, 48 blz., SC : 7,50 euro Vertrouwde elementen Hoe kan je op een succesvolle manier zeggen dat je verliefd bent? Cédric en zijn beste vriend Christian worstelen allebei met deze vraag. De ene is al heel lang verliefd op de Chinese judoka-violiste Chen en de ander is stapelgek op marathonloopster Caprice. Waarom is het een goed idee om onmiddellijk een slaapbank te kopen wanneer je gaat samenwonen? Hoe ververs je een vuile luier zonder braakneigingen? Het zijn maar enkele vragen waarmee je als lezer van dit album op een grappige manier geconfronteerd wordt. Scenarist Raoul Cauvin, inmiddels 82 jaar, besloot recent om zijn groot aantal lopende reeksen af te bouwen. Dat hij ook stopt met het schrijven van de verhalen van succesreeks De Blauwbloezen, verwonderde mij toch. De gagreeks Cédric blijft hij wel nog van scenario’s voorzien. De reeks startte in 1987 en groeide heel snel uit tot een van de bestverkopende gagreeksen van uitgeverij Dupuis. Er volgde al snel merchandise en zelfs tekenfilms. Tekenaar Antonio de Luca, alias Laudec, is ook al die jaren trouw op post gebleven. Zijn tekenstijl is alom gekend. Hij focust vooral op de hoofdrolspelers: Cédric, zijn ouders en de inwonende opa. Decors laat Laudec heel vaak achterwege. Een egale digitale inkleuring vult het plaatje helemaal op. Dat stoort niet. Vooral omdat hij voor afwisseling zorgt. Wanneer hij wel zijn decors uitwerkt, doet hij dat tot in de kleinste details. Hij kiest dan vaak voor een soort vogelperspectief om Cédrics huis of het park in beeld te brengen. De albums van Cédric zijn voor mij een gewoonte-aankoop geworden. Ik volg ze al van toen ik zelf nog een kind was en op de een of andere manier blijven ze een bepaalde charme uitstralen. Jeugdsentiment? Wellicht wel. Ze bevatten vertrouwde elementen die het ook nu nog fijn maken om elk nieuw album te kopen. Zo kijk ik de laatste jaren vooral uit naar de komische krantenkoppen die heel kleintjes te lezen zijn op de krant waarmee Cédrics opa altijd in de zetel zit. Zo kunnen we in dit album vooral verwijzingen lezen naar de Amerikaanse president Trump (blz. 13 en 31). De hele corona-epidemie komt verrassend genoeg nauwelijks aan bod. Opmerkzame lezers kunnen slechts één keer een knipoog naar de pandemie zien (blz. 18). Opvallender zijn de vele knipogen naar andere stripreeksen als Angèle & René (blz. 7), Natasja (blz. 8), Kid Paddle (blz. 13), Obelix en Titeuf (blz. 18). Tranen van het lachen krijg ik al jaren niet meer tijdens het lezen van Cédric. Maar dit soort kleine details die verstopt zitten in de verschillende plaatjes geven me nog altijd voldoende leesplezier om de reeks als veertigplusser toch te blijven volgen. Tekst / tekeningen : Urbanus / Willy Linthout & Steven de Rie
Standaard Uitgeverij, 32 blz. : 6,50 euro Reuzencuberdons, kaboutersalade en wc-ontstoppers Je gelooft het nooit maar na ruim 190 albums heeft Cesar eindelijk een echte job. Cesar die werkt? Inderdaad, de wonderen zijn de wereld nog niet uit. Hij gaat aan de slag als vuilnisophaler. Ook Urbanus is bekommerd om het milieu. De meeuwen pikken overal in Tollembeek de vuilniszakken kapot. Daarom besluit Urbanus in elke vuilniszak een kabouter uitgerust met een vliegenmepper te verbergen. Zo kunnen zij de meeuwen weghouden. Aan kabouters is er gelukkig geen gebrek want er heerst een wildgroei aan gigantische paddenstoelen in Tollembeek. Deze paddenstoelen zijn uitermate geschikt als buitenverblijf met uitzicht op de Vortebeek. Heel veel kabouters komen hiervoor speciaal afgezakt uit het Toverbos. Een doldwaas scenario dat alleen in een stripreeks als ‘Urbanus’ kan voorkomen. Totaal geflipt maar het gaat erin als zoetekoek. En dan heb ik bewust de ondertitel van deze bespreking nog niet willen uitleggen. Ik vond fijn om Dees Diamant en de drie andere boeven Stef, Staf en Stylo nog eens samen in één album te zien opduiken. De fijne knipoog naar ‘De Toet van Tut’ op strookje 47, het hommage-album aan Nero door Linthout en Cromheecke dat eind 2020 verscheen, is me ook opgevallen. Oh ja, het witte Japanse gelukskatje op het nachtkastje van Urbanus blijft ook nu geheimzinnig aftellen naar album 200. Nog acht avonturen… Ik ben benieuwd wat de stripmakers van plan zijn met album 200? Voor mijn zoon en mezelf mag het best een dubbeldik jubileumalbum worden met een soort van reünie van zoveel mogelijk personages uit de voorbije tweehonderd albums. Of die droom uitkomt, wordt nog even afwachten... |
Archives
Maart 2024
|